7. De kapper

Ik ben gezegend met wat men noemt; een volle bos haar. Om te voorkomen dat ik niet meer als een brallende student voor de dag kom, betekent dit eens in de zoveel weken een bezoek aan de lokale kapper. “Genieten,” zegt de één. “Een moetje,” zegt de ander. Maar voor mij was het eerder een helse uitdaging. Met klamme handen; een hartslag rond de 200; en ik gok een kilo of 35 aan lood in mijn schoenen, stapte ik de kapsalon binnen.  

Vanaf het moment dat ze de kappersmantel over je heen gooien, het knoopje in je nek net één standje te ver dicht doen waardoor je stem direct twee octaven zakt, en de vraag “Wat mag het worden?” wordt gesteld, weet je: ‘Ik zit hier vast en ik kom hier niet weg voordat ik een goed keurend knikje geef, wanneer met de ronde handspiegel de achterkant van mijn nieuwe kapsel wordt getoond’.

Je kunt je inmiddels wellicht voorstellen dat ik hier niet heel enthousiast van werd. Maar aangezien mijn haar boven gemiddeld snel groeit (toch fijn) had ik hiervoor een tussenoplossing gevonden. 

Ik plande gewoon een kappersdate met Cas. Ik vroeg aan Mirjam of ze mee wilde ter begeleiding van Cas. Twee vliegen in één klap! Cas ziet dat ik word geknipt en hij vindt het daardoor ineens een stuk minder eng. En ik heb mijn veilige omgeving bij me, waardoor ik het ineens ook een stuk minder eng vind. 

Het betekende overigens niet dat ik het ‘gevoelsmatig vastgeketend in de kappersstoel zitten’ ineens prettig begon te vinden. Maar het gaf me wel de gelegenheid om steeds meer ontspannen in de stoel te zitten. 

Nu we dit een aantal keer op deze manier hebben gedaan, weet ik dat het moment steeds dichterbij komt waarop ik weer alleen de kapsalon binnenstap: zonder die klamme handjes, zonder hartslag van rond de 200 en zonder al die kilo’s lood in mijn schoenen.

korte verhalen